Ik ben een soort groot klein kind
Ontwerper Orlando Tjin Asjoe werd bekend door zijn tweepersoonsdouchekop.
Nu ontwerpt hij interieurs, waarop hij ongemerkt zijn persoonlijke stempel drukt.
Leestijd 4 minuten
Interieur- en productontwerper Orlando Tjin Asjoe (43) wervelt, met zijn indrukwekkende twee meter lengte, in een witte broek en sierlijk overhemd binnen en komt met een natuurlijke flair aan het interviewtafeltje zitten. Als hij eenmaal begint te praten, is hij ernstig en praat hij geconcentreerd, met zachte stem. Zijn vader kwam op 27-jarige leeftijd uit Suriname naar Nederland, waar zijn moeder – evenals Orlando zelf – is geboren. Twintig jaar geleden begon hij als dessin-ontwerper, werd stylist bij een modellenbureau en ging vervolgens interieurs en producten ontwerpen. Hij kreeg bekendheid met zijn ‘dubbele’ tweepersoonsdouchekop. Tjin Asjoe houdt niet van vastgeroeste ideeën: „Ik wil altijd dingen doen alsof ik ze voor het eerst doe. Net als ontwerpen, dat is eigenlijk niets anders dan keuzes maken. Daarin ligt altijd twijfel besloten. Ik ben een soort groot klein kind. Ik wil open blijven en ik vraag mezelf en anderen voortdurend: waarom?”
Waarom is open zijn belangrijk voor je?
„Je ziet dat mensen snel vastzitten in oude gewoontes. Ik zelf natuurlijk ook. Daarom wil ik altijd terug naar de kern van het probleem. Ik begeleid vaak veranderingsprocessen: mensen moeten naar een andere werkplek of ze gaan verhuizen. Ik benader elk ontwerp alsof het voor de eerste keer is. Dan weer een advocatenkantoor, dan weer een reclasseringsbureau of een reclamebureau. En dan vraag ik: waarom daar, waarom zo, waarom die kleur? Dan komt er bijna altijd wel een keer naar boven: ‘omdat we het al twintig jaar zo doen’. Maar nu is nu, en nu zijn er nieuwe oplossingen.
„De angst voor verandering is vaak groot. Dus betrek ik mensen, als ze dat zelf willen, bij de stappen die ik maak. Dan accepteren ze die sneller. Ik wil altijd scheppen, iets maken. Maar het is ook een dienstbaar beroep. Ik vind het leuk om behoeftes van mensen te signaleren en te vervullen.”
Welke behoeftes bijvoorbeeld?
„Het kan van alles zijn. Als ik tassen ontwerp dan is dat mijn eigen behoefte. Ontwerpen blijft een soort speeltuin voor mezelf. Dat heb ik ook nodig, naast de grote opdrachten. Bij een kantoor bijvoorbeeld is er een beleid, een visie, een manier van werken die centraal staat. Ik wil kijken hoe ik die visie vorm kan geven. Hoe de omgeving ertoe kan bijdragen dat meer uit de mensen wordt gehaald. Door op een kantoor mensen praktisch met elkaar in contact brengen.
„Als bijvoorbeeld de hoogte van een kast op barhoogte is, dan blijf je even staan. Dat heeft invloed. Je stuurt mensen als ontwerper zonder dat ze het merken. Door je vormgeving, materiaalgebruik en routing dwing je mensen anders met het dagelijks leven om te gaan. Als ik het goed gedaan heb, dan merk je het niet. Dan vervult zo’n sfeer een behoefte. En sfeer kan overal in zitten: in een kantoor, maar ook in een tas, een vakantieplek of een café.”
En vanuit die behoefte maakte je ook een dubbele douchekop?
„Oh jee, die douchekop achtervolgt me nog steeds (lacht). Het zijn vaak praktische associaties. Je loopt ergens tegenaan en bedenkt er een oplossing voor. Die douchekop was simpel. Ik stond met zijn tweeën te douchen en had steeds een koude kont. En nu bij mijn tassen: ik zag mannen op Schiphol lopen, in een prachtig pak, met prachtige schoenen, en dan met zo’n lullige trolley er achteraan.”
Wist je altijd al dat je dit wilde doen?
„Als kind wilde ik architect of archeoloog worden. Ik was goed in tekenen en had op de middelbare school wel al een idee. Toen ik op de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven zat, merkte ik: dit is iets voor mij. Daarna ben ik in de leer gegaan bij een dessin-ontwerper. In de kroeg waar ik toen werkte kwamen veel fotografen en reclamejongens. Via hen kon ik uiteindelijk aan de slag als stylist bij een modellenbureau.”
Werd creativiteit thuis gestimuleerd?
„Mijn vader wilde me er in eerste instantie tegen beschermen. Ik mocht geen toelatingsexamen doen bij de Rietveld Academie, dat vond-ie niks. Later moest ik me voor mijn keuze altijd verantwoorden. Maar nu ik ouder ben en zelf ook vader, zijn we meer nieuwsgierig naar elkaar. Dat dat veertig jaar moest duren!”
En op school?
„Ik heb wel altijd vrienden en vriendinnetjes gehad die in me geloofden. Er waren op school en op de academie wel vaak mensen om me heen die zichzelf nog creatiever vonden en die waarschijnlijk wel uit zo’n nest kwamen waar dat werd gestimuleerd. Er zitten daar veel ego’s en er was veel strijd en rivaliteit.”
Maar strijd werkt voor jou productief?
„Als mensen tegen mij zeiden: dat kan jij niet, dan wilde ik juist laten zien dat ik het wel kon. Maar ik ben ermee gestopt om mezelf te bewijzen bij mensen die denken dat ik iets niet kan. Ik wil dingen doen vanuit mijn eigen kracht.”
Waar komt dat doorzetten vandaan?
„Ik deed vroeger veel aan atletiek. Sport is heel puur. Degene die het hardste loopt die wint, of je nou paars of groen of 2,10 of 1,50 meter bent. Dat is een soort eerlijkheid. Ik kon aardig goed rennen en springen. Ik ervoer daardoor dat zelfvertrouwen; dat het op jezelf aankomt. Ik kon mezelf overwinnen. Voor mij wordt het pas interessant op de grens van mijn eigen kunnen. Dan moet je alles gebruiken wat je hebt. Dat is succes: je eigen angst overwinnen.”
Je komt erg succesvol over.
„Dat is ook de beeldvorming. Ik werk er op een bepaalde manier aan mee. Hoe slecht het soms ook gaat, ‘Orlando redt zich wel’. En toch heb ik af en toe hulp van anderen nodig. Soms weet ik ook niet meer waar ik het zoeken moet. Dat kan wel eens eenzaam zijn. Dan liggen beeld en werkelijkheid wel heel ver uit elkaar. Dus ik moet oppassen dat ik er niet naar ga leven. Ik ben gekomen waar ik ben omdat ik ben wie ik ben. Ik blijf proberen mezelf te leren kennen. Soms kom ik dingen tegen waar ik liever met een grote boog omheen loop.”
Zoals?
„Mijn onzekerheid, die je niet altijd ziet. En mijn afstandelijkheid, die samenhing met het feit dat mijn moeder vrij jong is overleden. Als je degene verliest van wie je het meest houdt, is je eerste reactie: dit nooit meer. Dus hield ik vaak onbewust mensen op een afstand. Op een gegeven moment weet je niet meer waarom je dat doet. Het hielp toen ik ontdekte waardoor dat kwam. Als ik me afsluit, besefte ik, doe ik daar mezelf mee te kort. Juist dat heeft me gesterkt me iedere keer weer open op te durven stellen.”
Je praat makkelijk over je gevoel. Hoe was dat als hetero in een homo-, mode- en ontwerpwereld?
„Oh, dat wereldje bevalt me wel. Ik vertrouw sowieso erg op mijn gevoel. Ik ben 50 procent gevoel en 50 procent verstand Dat is altijd al goed in evenwicht geweest. Daarbij komt dat ik vooral ontwerp voor gevoels- of ‘metro’-mannen met wat meer interesse voor mode. Het ontwerpwereldje is erg creatief. Maar ik pas er dus wel. Ik was zelf ook nooit bang om afwijkend te zijn, zeker in kleding. Dan ging ik naar atletiek, maar had ik wel een knalroze trainingsbroek aan.”
Je bent zelf vader.
„Ja, het is zo prachtig om mijn dochtertje van zes bezig te zien. Dat is teruggaan naar je eigen kern. Terug naar het begin, dat kunnen kinderen heel goed. Mijn dochtertje verbaast zich over hele kleine dingen. Dat is zo inspirerend. Ze heeft nog geen bagage, bekijkt alles puur.
„Laatst bracht ik haar naar bed en toen zei ze: ‘Maar papa, ik heb vandaag nog niet genoeg gespeeld!’ Dan denk ik: ja, ze heeft helemaal gelijk, daar gaat het uiteindelijk allemaal om.”